woensdag 4 mei 2011

KASTEEL MONTFORT. (LIMBURG)



KASTEEL MONTFORT. 

MONTFORT - LIMBURG.



DE GESCHIEDENIS.

Kasteel Montfort, ook bekend onder de namen De Grauwwert of D'n Tômp was ooit eens een van Nederlands grootste kastelen. De afmetingen van het kasteel bedragen 50 bij 50 meter. Het grondvlak is niet vierkant maar polygoon. De omliggende muur bevat knikken; uit oogpunt van verdediging. Daarnaast heeft één toren, de Grauwert, een heel afwijkende vorm: De achterkant van de toren is normaal rond, de voorkant heeft echter een spitse punt, 'tour- a-bec'of snaveltoren. Deze toren bevindt zich rechts naast de oorspronkelijke ingang van het kasteel en was zo gebouwd voor het laten afketsen van projectielen.







Het kasteel is gebouwd omstreeks 1260, in opdracht van Hendrik III van Gelre, welke zich later 'Heer van Montfort' noemt. Hij leefde van 1259 tot 1284. Hendrik III van Gelre kreeg omstreeks 1259 de plaats Linne en omgeving van zijn broer, Otto II van Gelre, geschonken. Op een strategische plaats in het dal van de Vlootbeek, op een natuurlijke heuvel, liet Hendrik III van Gelre rond 1620 een kasteel bouwen omringt door diverse wateren.





Voor de bouw werd hoofdzakelijk gebruik gemaakt van natuursteen. Een deel van deze stenen is vermoedelijk afkomstig van een gesloopte verdedigingstoren in Maastricht. Rond 1267 werd de bouw van deze burcht afgerond. Het kasteel kreeg de naam 'Montfort' en zo ook later het nabij gelegen dorpje. De naam 'Montfort' was toen erg populair. (Zelfs in Noord-Israël staat een kasteel ruïne met die naam.)


Hendrik van Gelre was behalve Heer van Montfort ook Prins-bisschop van Luik in de periode 1247-1274. Hij werd door Paus Gregorius X oneervol ontslagen uit dit ambt door zijn onwaardig gedrag. Hij trok regelmatig met zijn leger al plunderend door het Luikse land en werd zodoende 'vogelvrij' verklaard. In 1284 werd hij door de Luikenaren vermoord. Reinoud I van Gelre volgde hem op als erfgenaam.




Reinoud I van Gelre (1284-1319) liet als eerste tijdens zijn bewind het kasteel uitbreiden met een vijfde toren, de Grauwert. Oorzaak was het uitbreken van de Limburgse Successieoorlog. Toen deze oorlog ten einde kwam lag het Ambt Montfort in het zuidelijkste puntje van het Graafschap Gelre. Reinoud I kreeg met zijn gelijknamige zoon Reinoud II meningsverschil over het besturen van het gebied. Reinoud II liet zijn vader eerst gevangen houden op de Veluwe, maar in een brief van Graaf Willem van Holland werd vrijlating verzocht, maar in plaats daarvan liet Reinoud II zijn vader opsluiten, rond 1320, in de kerker van de Grauwert, een toren die hij zelf had laten bouwen. Reinoud I van Gelre stierf na zes jaar gevangenschap, in 1326.



Doordat Reinoud II (1320-1343) huwde met een zuster van de Engelse koning Eduard II brak er een bloei periode aan. Zijn status van graaf werd veranderd in Hertog. Vanaf 1337 verbleef hij regelmatig met zijn hofhouding op het kasteel. Dit stelde hogere eisen aan de woonvertrekken, die in 1342-1343 werden uitgebreid en vernieuwd. Ook de van de omliggende gronden en wateren werd een luxe tuin aangelegd. In die periode van de verbouwing werd er behalve natuursteen ook bakstenen gebruikt, welke ter plaatse werden gebakken. Door zijn slechte gezondheid maakte Reinoud II de voltooiing van het bouwwerk niet mee. Hij stierf in 1343.



In de tijd van Reinoud II en daarna werd het kasteel nog verder versterkt. Vanaf 1500 kwam er een voorburcht de Bongaertshof, later de Voorhof, bij. Zo werd de toegang tot het kasteel extra bemoeilijkt doordat men via de voorburcht pas de brug naar het kasteel kon bereiken: Men moest nu twee verdedigingsgrachten passeren.


Door de opkomst van het kanon werd het kasteel uitgebreid, rond 1536, met vestingwerken. Helaas kon dit niet verhinderen dat ten tijde van de veldtocht van Keizer Karel V ,in 1543, het kasteel zwaar beschadigd werd en volledig uitbrandde. Tijdens de 80-jarige-oorlog vervulde het kasteel nog een zeer bescheiden militaire rol. Hierna raakte het kasteel in verval. In 1685-1686 werd begonnen met het dempen van de grachten en werden de vestingwerken gesloopt, zo ook de verdedigingstoren de Grauwert. Het woongedeelte werd gespaard en diende als Ambtswoning voor de drossaard, die aan de zuidzijde een prachtig tuinencomplex liet aanleggen.



Rond 1780 volgde de sloop van het woonkasteel en werden die kelders dicht gegooid met puin en overige stenen gebruikt voor bouw en restauraties van woningen in de omgeving. Het geheel werd afgedekt met een laag aarde waarop landbouw werd gepleegd.
In 1837 werd het kasteel aangekocht door een Roermondse papierfabrikant die in 1850 op het restant van een toren uit de middeleeuwen een achthoekig stenen jachtslot liet bouwen. Toen dit niet meer werd bewoond is het vanaf 1900 ernstig gaan vervallen.



Van linksboven naar beneden: De Witte toren, de Grauwe toren. de Bergvrede. Rechts van boven naar beneden: de Noordoosttoren en de Brikkentoren.

De Witte- en Grauwetoren aan weerszijde van de kasteelpoort hadden ieder een eigen torenwachter. De Bergvrede is altijd een pen muur ronddeel geweest. De Brikkentoren, de zuidoost toren, was aanvankelijk geen toren, maar een open ronddeel in de natuurstenen ringmuur, maar werd in 1342-1343 tot een toren getransformeerd. (brikken =bakstenen)


De noord-oost toren werd de Buttelerye-toren genoemd. Hier staat nu het gerestaureerde jachtslot op. De naam buttelerye hield verband met de bottellarij, die hier op kelderniveau was te vinden. Tussen de Buttelerye-toren en de Brikkentoren lagen de woonvertrekken, keuken, koetshuis en de paarden stallen.

HEDEN GRAVEN NAAR HET VERLEDEN.



In 1961 kwam de kasteel ruïne in handen van de Stichting Kasteel Montfort. Deze stichting begon met het veiligstellen van de afgebrokkelde ringmuur als mede de hoektorens, waaronder de in slechte staat verkerende Witte toren en de Grauwert.

Zo werd ook het jachtslot en de daaronder gelegen kelders gerestaureerd. Verder werden er opgravingen gedaan naar de volgestorte kelder gewelven. Zo gaf het kasteel uiteindelijk een van haar geheimen prijs en vond men een keldercomplex van ruim 200 vierkante meter. Het keldercomplex bestaat uit een centrale gang van ongeveer 20 meter lang en vier meter breed, met aan weerszijden in totaal 10 kelderruimten, die allemaal in open verbinding staan met de centrale gang. Deze keldervertrekken zijn in de boog 3,5 meter hoog. De zijmuren uit mergel opgetrokken dateren ongeveer uit de eerste helft van de 14e eeuw. Op 17 april 2011 was er van 13.00 - 17.00 gelegenheid om hier rond te kijken.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten