dinsdag 13 januari 2015

SCHEEPVAART DOOR DE EEUWEN HEEN. (DEEL 5)

DE MIDDELEEUWSE SCHEEPVAART.

HET KOGGESCHIP.



De kogge, kog of koggeschip was een van de oudste bekendste scheepstypen uit het gebied rond de Oost- en de Noordzee. De kogge was op de eerste plaats een vrachtvaarder van de middeleeuwen, die echter ook voor oorlogsvoering werd gebruikt.


In het algemeen was de kogge een schip van nogal gedrongen vorm, gebouwd op een rechte kiel met vrijwel rechte, tamelijk steil staande stevens, een overnaadse beplanking en een hoog vrijboord.
In tegenstelling tot de oudere techniek: eerst de huid van het schip te bouwen en er naderhand de spanten er in te zetten, werden bij de kogge eerst de spanten opgericht en daarna werd de huid aangebracht.
In de eerste helft van de 13e eeuw werd een andere uitvinding toegepast, nl. het stevenroer, dat men veel op de koggen terug vindt.
Op het achterdek was een halfdek gebouwd en op het voorschip soms een kasteel.
Deze opbouw werd gaandeweg constructief in de rompbouw opgenomen en verloor zo het karakter van een tijdelijke , losse stelling.


De tuigage bestond uit een zware midscheepse mast die een vierkant razeil droeg en bekroond was met een mastkorf ook kraaiennest genoemd.
Een rondhout, boegspriet, werd gebruikt als uithouder voor de boeilijn van het zeil.
In oorlogstijd werd de kogge ook geroeid.
De kogge had een afmeting van : lengte 29 meter; breedte 7 meter; holte 3 meter; draagvermogen; 100 tot 125 last (200 tot 250 ton).


Zij behoorde tot de grootste schepen van haar tijd, was daardoor economisch in het gebruik en luidde een tijdperk van massaal zeevervoer in, zoveel voor goederen als personen zoals bij de kruistochten.




De koggen werden onder meer gebruikt door de Hanze; daarom ook vaak de Hanze-kogge genoemd.
De kogge bevoer alle zeeën van Noord- en West-Europa. Omstreeks 1304 drong het scheepstype ook in de Middellandse Zee door, waar het werd gebouwd door de Katalanen, Genuezen en de Venetianen. Hierdoor werden de latijnzeilen van de schepen uit de Middellandse Zee verdrongen door vierkante razeilen en ontstond er een tuigage die later ook door de kraak en het karveel gevoerd zou worden.



Dat de kogge ook bij de Hollandse handelslieden een populair schip was is duidelijk weergegeven op penningen uit de stad Amsterdam.
Holland kende in die tijd veel Hanze steden.








( Een fraaie varende replica van de kogge is de kogge van Kampen welke bij alle scheepvaart festiviteiten te zien is, zoals Sail Amsterdam.)



De Cinque Ports is de naam van een verbond van Engelse kustplaatsen aan de zuidkust van Engeland dat dateert van voor 1278.
Deze 'ports', zeehavens,  waren die van Dover, Hastings, Hythe, Romney en Sandwich en al spoedig sloten de plaatsen Rye en Winchelsea zich aan, maar het zouden er veel meer worden uit de gebieden van Essex en Sussex.

(links onder bij het kaartje een afbeelding van het stadszegel van Dover.)

De Cinque Ports hadden speciale unieke rechten en plichten. Zo als het tot in de 16e eeuw het afstaan van hun schepen en bemanningen ten tijden van oorlog aan de Engelse "Kroon". Bepaalde voorechten, vastgelegd reeds in 1278, gaven de hevens rechten inzake tolheffing over de wateren van het oostelijke deel van het Kanaal. De Cinque Ports bestaat in feite nog steeds, maar haar belangrijkheid als organisatie is vervallen vanaf de regering van Hendrik VII en Hendrik de VIII (1485-1558), doordat er een permanente marine was opgericht.
Het klassieke schip van de Cinque Ports leek sterk o op de kog maar had een vrij ronde romp en een lengt- breedte verhouding van 3:1. ER werd een enkel, rechthoekig zeil gevoerd aan een enkele mast die aan de zijkanten in bedwang werd gehouden door wanttouwen en in de lengte richting door stagen naar de achter- en voorsteven en vanuit het voorschip een hoog opstekende boegspriet.
De schepen hadden dus twee doeleinden; koopvaardij en oorlog. Ze konden een gewicht van 80 ton vervoeren. De afmetingen waren: lengte 23,8 meter; breedte 6,7 meter en een diepgang van 1,1 meter. Ze hadden aan bemanning van 15 zeelieden en voor oorlogsdoeleinden tot 70 soldaten.


Duidelijke veranderingen voor de oorlogsvoering waren het voor- en achterkasteel en dikwijls een gecombineerd kraaiennest en gevechtsplatform boven de ra in de mast. Deze twee waren essentiële benodigdheden op ieder schip dat gewapende mannen meevoerde, hetzij om zich te verdediging tegen piraten, hetzij zich te mengen in gevechtshandelingen die de koning er in oorlogstijd van eiste
Zo was het een regelmaat treffen tussen de Engelsen en de Fransen over de heerschappij van het Kanaal.


( Op de oude afbeelding vormen aaneengesloten Engelse en Franse koggen een slagveld voor de kust biJ Sluis (Vlaanderen) in 1340.)




De koggen van de Duitse havens- en andere steden die deel uitmaakten van de Duitse Hanze waren geschikt voor allerlei soorten vrachten.
De kleinste schepen konden tot ongeveer 20 ton transporteren en de grootste wel 150 ton of wel meer.
Hun vaargebied strekte zich uit van de rivieren tot de kustwateren, maar ook voor een reis over volle zee deinsden ze niet terug.


  

DE KRUISVAARDERS.

Alhoewel de meeste kruistochten naar het 'Heilige Land' over land gingen, deden zich bij de 2e kruistocht (1147-1149) geleid door grotendeels Duitse en Franse bevelhebbers enige problemen. voor.

De strijdkrachten van keizer Konrad III en van koning Lodewijk III waren weliswaar uit Costantinopel vertrokken met de bedoeling het Heilige Land over land binnen te trekken, maar omstandigheden dwongen hen hun plannen te wijzigen en hun troepen op te splitsen, waarop een deel daarvan over zee zou gaan.

Vele van deze strijders met hun paarden en voorraden ondernamen de zeereis in lokale vaartuigen.

Bij latere kruistochten werd steeds meer gebruikt van schepen voor de aanvoer van voorraden en soldaten, maar ook om de havensteden te bezetten en een snellere doorvoer te verkrijgen naar Jeruzalem.
Deze aanvoer verliep een stuk sneller dan over land en daarbij waren de soldaten niet uitgeput door een lange mars door vijandige gebieden.
Deze schepen waren omgebouwde handelsvaartuigen met één of twee masten uitgerust met latijnzeilen. Ze hadden een lengte van 15 meter, breedte van 5,1 meter en konden een lading vervoeren van 30 tot 40 ton.

Op deze kaart zijn de scheepvaart routes aangeven van de vierde kruistocht over zee, waarbij de schepen uit Zuid-Frankrijk of Italië vertrokken. Het eiland Cyprus was een belangrijke tussen haven voor de schepen.


[ zie vervolg; Scheepvaart door de eeuwen heen. (deel 6) De laatste galeiën.]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten