zaterdag 8 april 2017

MAAN. WAT IS DAT?

                         ONZE PLANEET 

                    HEEFT ER MAAR EEN.




MAAN.

Een maan is een niet zelf lichtgevend hemellichaam dat zich beweegt in een baan rond een planeet.
Andere benamingen voor maan zijn: satelliet en wachter.
De aarde heeft heeft één, Mars twee, Jupiter 12, Saturnus 10, Uranus 5 en Neptunus een maan.



De maan van de aarde onderscheidt zich van de andere door haar grootte, namelijk ruim 1% van de massa van de aarde. Zij beweegt zich om de aarde zodanig roterend om haar eigen as dat steeds vrijwel dezelfde zijde naar de aarde is gekeerd langs een ellipsvormige baan, die de ecliptica onder een hoek van gemiddeld 5 graden/08 minuten en 33 seconden snijdt, op een gemiddelde afstand van ongeveer 384.000 kilometer.


De snijpunten van de maansbaan en de ecliptica worden knopen genoemd, te onderscheiden in een dalende en een klimmende knoop, na het passeren waarvan de maan respectievelijk bezuiden dan wel benoorden de ecliptica bevindt. De verbindingslijn tussen de knopen wordt de knooplijn genoemd. De knopen lijn heeft geen vaste stand, maar beweegt zich ten opzichte van de beweging van de maan teruglopend langs de ecliptica, zodanig dat zij na 18 2/3 jaar weer haar oorspronkelijke stand heeft bereikt. De omloopstijd van de maan om de aarde , die zelf weer om de zon draait, wordt gerekend ten opzichte van het passeren van de maan van verschillende punten, waarbij men onderscheidt een:
tropische omloopstijd, van 27 dagen 7 uur 43 minuten 7 seconden ten opzichte van het punt Ariës.
siderische omloopstijd, van 27 dagen 7 uur 43 minuten 12 seconden ten opzichte van een vaste ster.
anomalistische omloopstijd, van 27 dagen 13 uur 18 minuten 37 seconden ten opzichte van het perigeum.
draconitische omloopstijd, van 27 dagen 5 uur 5 minuten 35 seconden ten opzichte van de klimmende knoop van de maansbaan.
synodische omloopstijd, van 29 dagen 12 uur 44 minuten 3 seconden ten opzichte van de zon.


Schijngestalten van de maan.
Op de cirkels: stand van de maan ten opzichte van de aarde.
het gearceerde deel is wel verlicht, maar vanaf de aarde niet zichtbaar.
Buiten de cirkel is getekend, hoe men de maan telkens vanaf de aarde ziet.


Aan de synodische omloopstijd zijn tevens de schijngestalten van de maan verbonden, die daar bepaald worden door de mate waarin het door de zon beschenen gedeelte van de maan voor een waarnemer op de aarde zichtbaar is.
Indien zon en maan in de zelfde richting worden gezien, is het door de zon verlichte deel van de aarde afgekeerd en is de maan voor de aarde niet zichtbaar (nieuwe maan = N.M.)



Na periodes van ongeveer zweven dagen zijn achtereenvolgens de westelijke helft van de maan zichtbaar verlicht (eerste kwartier = E.K.), het gehele naar de aarde toegekeerde deel (volle maan = V.M.) en de oostelijke helft (laatste kwartier = L.K.), tot de maan, na de synodische omloopstijd, weer in de richting van de zon staat (nieuwe maan). 
Het eerste en laatste kwartier worden ook wel de kwartierstanden van de maan genoemd.
De maan kan bij een nieuwe maan toch nog worden waargenomen als gevolg van het terugwerpen van het zonlicht door de aarde op de onverlichte helft van de maan. men noemt dit verschijnsel het asgrauwe licht. Ook enige dagen voor en na N.M. vertoont het zich duidelijk binnen de maansikkel.



MAANSVERDUISTERING.

Maansverduistering is de situatie die ontstaat wanneer de door de zon veroorzaakte schaduwkegel van de aarde, de umbra, het oppervlak van de maan treft.


MAANSGETIJ.

De stand van de maan kan grote invloed uitoefenen op het getij (hoog en laagwaterstand) van de zee. Dit door de aantrekkingskracht, die de maan uitoefent op het middelpunt van de aarde.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten