donderdag 28 december 2017

SLUIS.

     

     VOOR DE SCHEEPVAART 

       EN NIVEAU CONTROLE.


SLUIS.

(De Lorentzsluisen in de Afsluitdijk.)

Een sluis is een waterbouwkundig werk met beweegbare afsluiting(en) dat het verschil in waterstand aan weerszijden in stand houdt of mogelijk maakt.
Men spreekt van in- en uitlaatsluizen en spuisluizen. De beweegbare afsluitingen; draaideuren, schuiven of kleppen, worden naar behoefte geopend om in of uit te laten of te spuien. Ook irrigatiesluizen behoren tot deze groep.

(Uitwateringssluis.)

Een uitwateringssluis is een bijzonder soort uitlaatsluis. Zij komen aan de kust voor en maken het mogelijk automatisch binnenwater naar zee te laten afvloeien. Zodra de waterstand buiten daalt tot onder de stand van het binnenwater (eb), worden de draaideuren door de waterdruk open geduwd en het water stroomt naar zee.
Rijst de waterstand tot boven het binnenwater (vloed), dan duwt de naar binnengerichte stroom  reeds bij een niveauverschil van enkele centimeters de deuren weer dicht.

Een keersluis staat gewoonlijk open en wordt alleen gesloten, zodra een te hoge waterstand moet worden gekeerd; bijvoorbeeld bij een normaal in open verbinding met de zee of een rivier staande haven.


(Schutsluizen bij IJmuiden in het Noordzee kanaal.)

Een schutsluis bestaat uit twee beweegbare waterkeringen, waarvan er altijd één is gesloten.
De werking volgt uit de onderstaande tekening.
het schip vaart de sluis in en meert in het vak tussen de deuren.
De deur in het bovenhoofd wordt gesloten en het water in de schutkolk wordt in verbinding gebracht met het benedenpand.
Dit kan geschieden door schuiven te openen in de deuren van het benedenhoofd of in riolen die de schutkolk met het benedenpand verbinden. Zodra de waterstand is gedaald worden de deuren in het benedenhoofd geopend en kan het schip zijn weg vervolgen. Men noemt deze gang van zaken afschutten. In omgekeerde volgorde spreekt men van opschutten. In dat geval wordt de schutkolk uit het  bovenpand gevuld door de schuiven in de deuren van het bovenhoofd of in de riolen, die de schutkolk met het bovenhoofd verbinden.



Aam de kust worden doorgaans dubbelkerende schutsluizen gebouwd. Bij eb wordt het binnenwater gekeerd; bij vloed het buitenwater. Men spreekt in dat geval van buitenhoofd en binnenhoofd.
In dien het aantal en de grootte van de schepen sterk wisselen, wordt dikwijls een tussenhoofd toegepast. Dit vooral om het binnenwater niet te verzilten. men kan dan afhankelijk van het aanbod, schutten met de gehele sluis of met een van de beide delen. Bij zeer drukke scheepvaart bouwt men wel twee sluizen naast elkaar en soms wel drie zoals bij Maasbracht waar de sluizen een verbinding vormen tussen de rivier de Maas en het Julianakanaal.


SLUISDEUREN.

(Puntdeuren in de sluis van Maasbracht.)

De deuren kunnen zijn puntdeuren; roldeuren, die heen en weer bewogen worden langs rails op de bodem van de sluis; of hefdeuren, die op en neer gaan tussen heftorens aan weerszijden van de sluis.
Bij hefdeuren is in tegenstelling tot de eerst genoemde vormen, de doorvaarthoogte uiteraard beperkt.
Roldeuren worden hoofdzakelijk toegepast bij zeer grote (zeevaart)sluizen. Zij kunnen evenals hefdeuren naar twee zijden keren.



(Hefdeursluis bij Weurt.)



Indien zeer grote vervallen moeten worden overwonnen past men een bak toe, die aan beide einden wordt afgesloten. De bak wordt dan met het schip omhoog of omlaag bewogen; zoals bij het hellend valk in het kanaal Charleroi-Brussel bij Ronquéres in België; verticaal als scheepslift, zoals in het Dortmund-Eemskanaal, aansluiting Rijn-Hernekanaal bij Henrichenburg in Duitsland.










ZEEVAARTSLUIZEN.

(Roldeursluis bij Terneuzen.)

Belangrijke zeevaartsluizen in Nederland en België zijn die in IJmuiden: Noordersluis en Middensluis; in Terneuzen: Westsluis en in Antwerpen: Zandvlietsluis, Boudewijnsluis en Kruisschanssluis.
Tegenover Antwerpen bij Kallo tussen de Schelde en het havenbekken op de linker-Scheldeoever met een verbinding door het Baalhoekkanaal op de Westerschelde.


BINNENVAARTSLUIZEN.


(Sluizen complex bij Maasbracht.)

Nederland met zijn grote hoeveelheid aan rivieren , grote- en kleine kanalen kent een groot aantal sluizen.
Een van de grootste in de rivier de Maas is het sluiscomplex van Maasbracht wat de verbinding is van de gekanaliseerde Maas en het Julianakanaal voor de verbinding met Maastricht. In de Maas zelf liggen de nodige sluizen daar deze rivier anders niet bevaarbaar zou zijn. Verder de sluizen welke het Amsterdam-Rijnkanaal verbinden met  de rivier de Lek en de Rijn. De sluizen in het Europoort gebied en het Volkerak. Het aantal kleine sluisjes dat kanaaltjes, grachten met vaarten en binnenwateren verbind loopt in de honderden.
In België kunnen genoemd worden de sluizen in het Albertkanaal, in het Zeekanaal van Brussel naar Rupel. diverse in de Maas, de grootste te Yvoz-Ramet en bij Ternaaien; in het kanaal Charleroi-Brussel het eerder genoemde hellend vlak van Ronquéres en in de Sambre.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten